Laten we voorop stellen dat we bij het vormen van familiekuddes de omgeving willen aanpassen aan de dieren en niet meer andersom. Wij denken dat alle rassen in een kuddevorm gehouden kunnen worden. Het is dus niet persé nodig met een ander ras te fokken.
Wel is het belangrijk om te bedenken welk type koe het beste bij het systeem past dat u voor ogen heeft. Gaat u voor hoge productie, gehaltes, karakter of een stuk robuustheid. Het management moet ook passen bij wat de koe vraagt, denk aan voeding van de ‘melkgedreven’ rassen.
Het is niet helemaal duidelijk of melkgedreven koeien minder zouden passen in deze natuurlijkere systemen. We verwachten dat dieren die minder melk produceren, wellicht makkelijker in een natuurlijkere vorm van houderij passen dan hoogproductieve dieren. Wij denken ook dat een familiekudde nog steeds samen kan gaan met een hoge productie. De melkkoeien moeten dan wel bijgevoerd worden. Voor hoogproductieve bedrijven zijn ook bedrijfsontwerpen (hoofdstuk 6) gemaakt.
Minder agressieve dieren kun je fokken door rekening te houden met het karakter van het dier. Kijk hier dus naar bij stiergebruik, maar ook bij afvoer van eigen dieren en het aanhouden van kalveren uit bepaalde moeders. Kalfjes van rustige moeders die makkelijk in de omgang zijn, moeten worden aangehouden.
Verder is het ook belangrijk om naar de eigen omgang met de dieren te kijken en de manier waarop familie en medewerkers dat doen. Die houding is ook erg bepalend voor hoe de dieren zich gedragen.