3.4 Kalf bij de koe

httpvh://www.youtube.com/watch?v=HhjYQPbsbt0

De kalveren worden in dit systeem na de geboorte bij de koe gehouden totdat ze afgespeend zijn. Ze lopen dus ook gewoon in de koppel melkkoeien. In de praktijk komt het ook voor dat de kalveren in een koppel met pleegmoeders lopen of apart met een pleegmoeder en 2 tot 3 andere kalfjes. Van alle soorten kuddes is tot nu toe hier het meeste ervaring mee. In Nederland zijn op dit moment zo’n 25 melkveehouders die de kalveren bij de koe houden. Dat gebeurt voornamelijk in ligboxen- en potstallen op biologische melkveebedrijven.

Redenen om ervoor te kiezen om het kalf bij de koe te houden zijn:

  • het is beter voor het welzijn van de kalveren, niemand kan zo goed voor een kalf zorgen als de eigen moeder
  • het is goed voor het welzijn van de koe. Het geeft ook minder stress voor kalf en koe omdat ze niet meer gescheiden worden na afkalven. De koe zal daardoor ook beter de lactatie opstarten.
  • het is goed voor een stabiele groeps-opbouw
  • de dieren kunnen echt kuddegedrag uiten (koeien beschermen de kalfjes, kalveren trekken zich terug in de kalvercreche.

Daarnaast geeft het houden van de kalveren bij de koe arbeidsgemak. De koe verzorgt immers zelf de kalveren. Daarnaast hoeft er geen kunstmelk meer gemaakt en verstrekt te worden. Maar let op, dit systeem geeft alleen arbeidsgemak als het goed gaat. De veehouder moet bewust elk kalf elke dag opzoeken om op tijd problemen te herkennen.
Ook in deze systemen ervaren jonge vaarzen die in de groep komen, minder stress dan in gangbare systemen, omdat ze de (interactie met) koeien nog voor een deel kennen vanuit hun jeugd, ook al zijn ze een tijd van de kudde gescheiden geweest. Ze zullen sneller aan de rangorde wennen.
Het nadeel van ‘melkverlies’ laat zich uitbetalen door de winst die geboekt wordt qua arbeid, kunstmelk, en gezondheid van moeder en kalf. Ook wordt verwacht dat door het vaker ‘melken/zogen’ de totale melkproductie van  de koe iets zal stijgen, dus er is minder verlies dan in eerste instantie wordt gedacht.
Belangrijk is dat de boer wel energie moet steken in de omgang met de jonge dieren, zodat ze gewend raken aan hantering door mensen. Zijn rol verandert van verzorgen naar toezicht houden, bijvoorbeeld op de biestopname.
Een punt van aandacht is het feit dat een koe het ene jaar een vaarskalf krijgt dat ze mag laten zogen en het andere jaar een stierkalf dat niet of slechts enkele weken mag zogen. Dit kan naar verwachting stress voor de koe geven, maar hier is nog onvoldoende over bekend.

Reacties zijn gesloten.