Jongvee, droge koeien en melkkoeien worden in de jong volwassen kudde in één groep gehouden. De kalveren worden op gangbare wijze apart of eventueel bij een pleegmoeder opgefokt. Ook binnen deze variant zijn vele mogelijkheden. De pinken kunnen in de groep komen zodra ze drachtig zijn, maar dan moeten ze dus elders drachtig worden gemaakt. Ze kunnen ook op een leeftijd waarop ze volwassen genoeg zijn in de groep. Dan liften ze mee op de tochtcontrole en inseminaties van de rest van de groep. Bij voorkeur worden jonge dieren groepjesgewijs geïntroduceerd (bijvoorbeeld in groepjes van 3), zodat ze steun aan elkaar hebben bij introductie.
Je kunt eenvoudig met een jong volwassen groep beginnen door de vaarzen een aantal weken voor het afkalven in de koppel laten. Daar hebben ze al veel profijt van rond het afkalven.
Wie geen kalveren bij de koe wil houden, kan als alternatief met een jong volwassen kudde aan de slag gaan.
Dit systeem is naar verwachting beter voor de vaarzen, omdat die eerder gewend zijn aan de koppel, het management en de rangorde. In gangbare systemen worden de vaarzen na het afkalven vers in de groep geïntroduceerd. Ze hebben het dan nog vaak moeilijk. Ze moeten immers wennen aan de rangorde, bezetting, (loop-, lig-, vreet-)ruimte en alle andere dingen die voor hen nieuw zijn. Daardoor zijn ze vaak gestresst.
De jong volwassen kudde zou ook interessant kunnen zijn voor melkveehouders met hoogproductieve dieren die wel iets willen met het kudde-idee. Er zijn dan wel oplossingen voor het voer nodig, omdat het jongvee een andere voedingsbehoefte heeft als de melkkoeien. Maar dit hangt ook af van het bedrijfssysteem.
De absolute succesfactor is in ieder geval ruimte, voldoende eet- en ligplaatsen voor alle dieren, liever een onder- dan overbezetting!
De veehouders die met jong volwassen kuddes werken, doen dit op verschillende manieren. Bijvoorbeeld alleen in de stalperiode, zodat je de dieren goed in de gaten kan houden en ze eventueel weer uit de kudde kunt halen. Of juist in de weideperiode omdat er dan volop ruimte is om de rangorde te bepalen.
Ervaringen van Koos van der Laan
Koos van der Laan uit Kamerik, houdt zijn 60 melkkoeien in een ligboxenstal met melkstal en zijn droge koeien met jongvee (ouder dan anderhalf jaar) samen in een potstal. Het drachtig jongvee gaat al een paar weken voor afkalven bij de koppel melkkoeien. Niet veel eerder, want dan wordt de koppel te groot en wordt het te druk in de melkstal en kost dat te veel tijd. Hij introduceert de drachtige pinken meestal groepsgewijs.
Als reden voor deze vroege introductie in de koppel melkkoeien geeft Koos aan dat de toekomstige vaarzen dan kunnen wennen, zowel aan de nieuwe stal, de koppelgenoten als de melkstal. In de melkstal krijgen ze ook wat brok om het aantrekkelijker te maken om binnen te komen. “Rondom het afkalven hebben de vaarzen toch altijd wat stress en als ze dan in een bekende koppel zijn, scheelt dat veel” aldus Koos. Op zich zou hij ze liever laten afkalven in de potstal, maar hij wil liever geen dieren verhuizen vlak na het afkalven omdat ze dan vaak wat stram en stijf zijn. Daar komt bovenop dat ze dan niet aan de koppel melkkoeien hebben kunnen wennen en dat laatste biedt toch de meeste voordelen. Hij merkt dat de vaarzen een bepaalde rust in de koppel hebben en dat is ook prettig bij het afkalven, vaak doen ze dat uit zichzelf. Koos let daar speciaal op door te insemineren met stieren die goed scoren voor afkalfgemak. Alleen als het kalven niet vlot loopt, haalt hij de vaars uit de koppel, in alle andere gevallen kalven ze gewoon in de koppel. Het kalf blijft 2 weken bij de moeder in de koppel lopen en gaat daarna in een iglo.
Een complete jong volwassen kudde met drachtig jongvee, droge koeien en melkkoeien is best een interessant idee volgens Koos, maar in zijn stal systeem kan het niet qua ruimte. Ook is een melkstal dan niet handig, want ook niet-melkgevende dieren gaan daar dan doorheen. Met een melkrobot is dat te sturen. Qua voeding zou het wel kunnen, want de diergroepen krijgen nu ook allemaal het zelfde basis rantsoen.