Door het houden van dieren in stabiele kuddes zijn er veel voordelen te behalen en kunnen we op meerdere punten aan de behoeften van de koe voldoen. Dat vraagt wel een andere manier van denken en werken. De koe en haar natuurlijke behoeften staan centraal. Met als te verwachten gevolg:
- Natuurlijk gedrag krijgt meer de ruimte. Door ook letterlijk meer ruimte te bieden aan de koeien zijn er ook minder conflicten onderling. De dieren ontwijken elkaar gewoon, daar is dan ook ruimte voor. Bij te krappe ruimte komt het namelijk vaak tot conflicten.
- Geen of minder wisselingen in de kudde, waardoor de rangorde altijd duidelijk is. Dit betekent ook niet steeds opnieuw introductie van pas afgekalfde vaarzen, wat vooral stress voor die vaarzen oplevert. Een hele verademing voor de vaarzen… Als kalveren ook in de kudde opgroeien maken zij er ook van jongs af aan deel van uit en kunnen ze erin meegroeien. Ook als ze een tijdje buiten de kudde verblijven, integreren ze later gemakkelijker, omdat ze de gang van zaken in de kudde nog uit hun jeugd kennen.
- Meer stabiliteit, minder stress, betere weerstand en daardoor verwachten we een betere diergezondheid.
- Het kalf wordt opgevoed door de beste opvoeder, namelijk de eigen moeder. Betere weerstand door moedermelk en daarnaast het feit dat het kalf bij de moeder kan blijven geeft minder stress en betere groei.
- Betere transitieperiode, de koe wordt niet meer afgezonderd naar de ‘droge koeien’ groep (of de ‘vergeten groep’), maar blijft in de koppel. Minder stress en meer ruimte om te bewegen. Dat scheelt toch twee keer een groepswisseling in een kritieke periode.
- Uiteindelijk zou dit kunnen leiden tot een stabielere gezondere veestapel die langer meegaat. Door die langere levensduur is minder jongvee nodig. Maar omdat de kalveren ook melk van de moeder drinken, zijn er meer koeien nodig om het quotum vol te melken.