In de huidige melkveehouderij worden dieren in verschillende groepen gehouden. Met als gevolg dat ze van de ene in de andere groep geïntroduceerd moeten worden, waarbij iedere keer opnieuw de rangorde moet worden bepaald.
Vaarzen worden in de melkkoppel geïntroduceerd na het afkalven. Ze moeten dan hun plekje zien te vinden en zorgen dat ze aan hun behoeftes kunnen voldoen. Dit valt niet altijd mee. Zeker op bedrijven met een structurele overbezetting in de stal is dat lastig. Vooral een tekort aan voerplaatsen zorgt ervoor dat vaarzen niet voldoende, kwalitatief hoogwaardig voer, kunnen eten. Het is dan ook opvallend dat een 15 procent van alle vaarzen al het veld ruimt na of tijdens de eerste lactatie, vaak omdat ze tegenvallen. Dit is zonde van de investering… Waarschijnlijk valt de vaars niet alleen de boer tegen, maar ook andersom.
Door het houden van dieren in een kudde, zijn vaarzen al gewend aan de stal, de kuddegenoten, de rangorde en de bedrijfsvoering zodat alles na het afkalven veel gemakkelijker gaat.